Ruimte voor creativiteit in elke les

Voor mijn opleiding tot docent (ik ben al docent, maar straks heb ik er een diploma voor) moet ik een “microles” voorbereiden, een les van een half uur over een onderwerp waar mijn medecursisten ook wat aan hebben. Dat werd “Creativiteit in je les”, en in dit blog vertel ik je wat ik mijn medecursisten ga laten ervaren. Het gaat om slimme trucs waarmee je ruimte creëert voor creativiteit. Je kunt ze gebruiken als je leerkracht of docent bent, maar ook als je op een andere manier met groepen werkt. Het sluit aan bij Creativiteit bevorderen door wat je zegt, maar is meer gericht op groepen en minder op individuele kinderen.

Dit zijn “kleine” technieken, dus je kunt ze toepassen zonder dat iemand het doorheeft: anders dan brainstormtechnieken die je gebruikt in een creatieve sessie dus. Daardoor zijn ze ook geschikt voor sceptische groepen 😉

Het is een drieslag:

  1. Vragen die prikkelen
  2. Tijd en ruimte voor alle antwoorden
  3. Doorvragen en slimme feedback

Vragen die prikkelen

Kijk naar de onderstaande vragen. Kies de vraag die de meeste ruimte laat voor creativiteit:

  1. Ik stel voor oplossing A te doen. Akkoord?
  2. Is de juiste oplossing A of B?
  3. Welke mogelijke oplossingen zie je voor dit probleem?

De eerste vraag is een ja/nee vraag, en als je nee zegt ben je het niet eens met de spreker. Dat nodigt niet zo uit hè? De tweede versie gaat uit van twee voorgekookte oplossingen. Alleen de derde vraagt echt welke oplossingen jíj ziet. Dat kán ook alleen maar met een open vraag. Dus daar begint het mee: wil je weten welke mogelijkheden mensen zien, stel dan een open vraag! Altijd. Open vragen zijn een soort geheim wapen: hoe meer je ze inzet, hoe krachtiger.

Superhandige vragen om ideeën te verzinnen beginnen met “hoe kun je?” (“How could we” of “Hoe zouden we kunnen”). (Zie ook Woorden doen ertoe.) Die vraag nodigt echt uit, geeft ruimte voor alle oplossingen die je zou kunnen bedenken.

Next level

Een stapje verder zijn vragen met een subtiele ingebouwde creativiteitstechniek:

  • Hoe zouden ze dit in een andere sector oplossen? (Bijvoorbeeld: financiële /agrarische / medische sector.)
  • Welke voorbeelden kunnen we bedenken van vergelijkbare situaties in een andere hoek? Hoe lossen ze het daar op? (Bijvoorbeeld: je moet twee dingen met elkaar verbinden. Hoe doen ze dat in de bouw / in het handwerken / in de banketbakkerij / in hetjeugd- en jongerenwerk?)
  • Hoe zou (naam van een tot de verbeelding sprekend (fictief) persoon) dit aanpakken? (Bijvoorbeeld Enzo Knol, Anouk, Freek Vonk, Koningin Máxima, Pippi Langkous.)

Dat soort vragen kunnen helpen als het even vast zit: als je nieuwe invalshoeken zoekt, iedereen de boel vanuit hetzelfde perspectief lijkt te bekijken of de ideeën wel wat spannender mogen. (Meer creativiteitstechnieken vind je bij de werkvormen.)

Tijd en ruimte voor alle antwoorden

En nadat drie mensen een idee hebben geopperd zegt de voorzitter: “Nou, er komen veel interessante ideeën los. Goed hoor. In verband met de tijd gaan we nu verder….” Jammer als jij met idee nummer 4 klaar zat. En ook niet netjes voor de mensen die wél hun idee hebben kunnen opperen. Je wilt niet winnen omdat de rest niet mee heeft mogen doen. En het gaat ook helemaal niet om winnen, maar die sfeer creëert de voorzitter wel als hij mensen niet de ruimte geeft: dan gaat het om het hardste roepen, het snelst reageren enzovoorts.

Waar je voor moet zorgen:

  • Voldoende tijd voor de antwoorden. Liefst heb je natuurlijk zoveel tijd als nodig is voor álle ideeën. Heb je (iets) te weinig tijd, verdeel die dan over de deelnemers, eerlijk. Dus niet de eerste deelnemer veel tijd en de laatste afraffelen, maar gewoon timer zetten en je er aan houden. (En plan ook wisseltijd tussen de deelnemers, want als je één minuut verdeelt over zes deelnemers en ieder krijgt tien seconden, dan kom je gegarandeerd niet uit.) Manage de verwachtingen, vraag bijvoorbeeld iedereen zijn/haar meest prikkelende idee te delen, dan weten de deelnemers dat het niet de bedoeling is alle zestien ideeën die ze misschien hebben toe te lichten.
  • Ruimte voor de ideeën. Letterlijk: ruimte op het prikbord, ruimte op tafel, ruimte voor de poster op de muur. Maar ook figuurlijk: alle ideeën mogen er zijn. Geen idee wordt afgefakkeld, of in de schaduw gezet doordat een ander idee de schijnwerpers krijgt. Deelnemers krijgen de ruimte om hun idee te opperen, en voelen die ook, zelfs als ze het lastig vinden in een groep te spreken. Er is bijvoorbeeld nagedacht over manieren om de stillere deelnemers op hun eigen, stille manier hun input te laten leveren. (Zie: spelregels en introvert workshoppen.)

Doorvragen en slimme feedback

En dan zijn die ideeën er. Nou, dan moet je er mee verder.

Hoe niet? Wegstrepen wat je niet leuk vindt, en dan wat overblijft uitwerken. Au! Ook niet: Ja, maar…. (Zie ook: Nog meer woorden die er toe doen)

Hoe dan wel?

  • Doorvragen mag: hoe heb je dit bedoeld? Ik denk dat het zo werkt, klopt dat? Gewoon, informatie vragen. Zonder oordeel.
  • Feedback op het proces mag ook altijd. Wat veel ideeën. Wat kwam die ideeënstroom goed op gang. Ik vond de sfeer erg prettig. Enzovoorts.
  • Feedback op de uitkomsten is lastig. Zeker niet doen: van enkele ideeën zeggen dat ze goed zijn. Dat is sturend, je geeft de deelnemers minder ruimte voor hun eigen keuzeproces. Wat wel kan is gezamenlijk of individueel enkele (geselecteerde) ideeën nader onder de loep nemen en kijken wat er sterk aan is, waar nog vragen over zijn en wat er uniek aan is.

Moet er gekozen worden, doe dat dan op een positieve manier, zoals uitgelegd in Kiezen uit veel ideeënUitgewerkte ideeën kiezen en Exact kiezen.

Ha, dit is nog maar de microles! Kun je nagaan hoe de hele cursus eruit zou zien! O wacht, je leest dit blog al… Nou, zoiets dus!