Soorten creativiteitstechnieken

Verschillende soorten dobbelstenen. Copyright foto: Guillaume RiesenBij creatief denken heb je twee fases: de fase van het bedenken van ideeën (divergeren) en de fase van het clusteren en kiezen van ideeën (convergeren).

De meeste creativiteitstechnieken richten zich op het stimuleren van de creativiteit, ze zorgen voor meer ideeën. Dat is dus maar een deel van het hele creatieve proces. Binnen dat deel van het creatieve proces heb je verschillende manieren om de creativiteit te stimuleren. Vandaag beschrijf ik een verdeling in vijf soorten creativiteitstechnieken. (Ik heb ook eens alle technieken die ik waar dan ook voor gebruik proberen in te delen, kijk daarvoor in dit artikel: Het gereedschap van de facilitator.)

De indeling die ik beschrijf komt uit “Creative facilitation” van Marc Tassoul, de inspirerende docent die mij de beginselen van het faciliteren heeft bijgebracht. Hij baseert zich op Higgins (1994) en Smith (1998). (Uitgebreide bronvermelding onderaan.)

Ik besef dat ik hier allerlei technieken noem die ik niet uitleg, ze meteen uitleggen maakt dit artikel onleesbaar lang. Dus gebruik voor meer informatie een zoekmachine, of als je interesse hebt in één specifieke techniek of categorie: mail me!

1. Inventariseren

Creativiteitstechnieken in deze categorie gaan uit van het inventariseren van wat je of wat een groep al weet. Dat kan heel basic door een lijstje te maken van alle ideeën die meteen opborrelen. Maar ook het maken van een mindmap hoort hier bij: dat is immers ook niet veel meer dan een manier om bestaande informatie te ordenen.

“Wacht eens: maar doordat je informatie ordent kom je toch vanzelf op nieuwe ideeën?” Ja, dat klopt. Je krijgt meer ideeën, maar dat zijn meestal wel ideeën die direct in elkaars verlengde liggen.

Technieken in deze categorie zijn laagdrempelig, makkelijk uit te leggen en totaal niet zweverig. Dat maakt ze heel geschikt voor mensen die  wat sceptisch zijn ten aanzien van creatief denken.

2. Associëren

Door dóór te associëren kom je bij wat meer vernieuwende ideeën uit. Dat gebeurt meestal vanzelf, waardoor de grens tussen de categorie “inventariseren” en de categorie “associëren” heel moeilijk aan te geven is.

Bij het associëren gelden de spelregels voor creatief denken. Over inventariseren kun je discussiëren: hebben we alles? Maar als je wilt dat de associaties vrijelijk naar boven kunnen komen moet je daar ruimte voor maken. Dat doe je door het uitstel van oordeel, geen kritiek geven, kwaliteit door kwantiteit, doorassociëren op andermans ideeën. Geen idee is te gek, dat is hierbij erg belangrijk.

Technieken die hierop gebaseerd zijn, zijn bijvoorbeeld brainstorming (in de oorspronkelijke betekenis), brainwriting, 6-3-5 methode en de Vlaamse GPS-methode.

3. Provoceren

Methodes die gebruik maken van provoceren halen bestaande aannames onderuit om daarmee het zoekveld voor nieuwe ideeën te verruimen. Poeh, dat klinkt heel theoretisch. Een voorbeeld: stel, je gaat bloggen. Een logische aanname is dan, dat je op regelmatige basis stukken tekst van minstens een paar alinea’s gaat schrijven. Wat gebeurt er als je die aanname provoceert door te vragen: hoe kan het ook? Stel dat ik het anders doe? Wat gebeurt er als ik het omdraai? Dan kom je op ideeën als:

  • één quote per dag
  • beeldbloggen, stripbloggen
  • verrassingsblog: verschijnt onregelmatig
  • de tekst verschijnt onregelmatig, maar de bezoeker mag maar één keer in de week op de blogsite kijken

Technieken in deze categorie zijn bijvoorbeeld het gebruik van metaforen, willekeurige stimuli, absurde vragen en SCAMPER. De soorten werkvormen die gebruik maken van provoceren zijn heel verschillend van aard. Sommige lenen zich uitstekend voor beginners, andere zijn vooral geschikt voor geoefende creatievelingen.

Ik ben een paar keer flink de mist in gegaan met een provocerende techniek. De groep vátte ´m gewoon niet. Dat kan bij deze technieken makkelijk gebeuren, doordat de werking pas echt duidelijk wordt als je ze toepast. Dat vergt zoveel vertrouwen van de deelnemers, dat ze soms al afgehaakt zijn vóór je resultaat boekt. Niet doen dus? Nou, wees er in elk geval voorzichtig mee. Zorg dat de deelnemers snappen waarom je ze “dit soort gekke dingen” laat doen. Bij grotere en/of sceptische groepen kun je beter voor technieken uit de 1e, 2e en 4e categorie kiezen.

4. Confronteren

Deze techniekencategorie klinkt spannend, maar is heel goed te doen, ook voor minder geoefende creatievelingen. Hoe werken deze methoden?

  1. Analyseer je vraagstuk en bepaal welke problemen of bottlenecks het belangrijkst zijn voor het oplossen.
  2. Voor die belangrijkste problemen: kijk in welke andere situaties je diezelfde problemen kunt vinden en hoe er in die andere situatie mee omgegaan wordt.
  3. Probeer het principe uit die andere situatie toe te passen op je oorspronkelijke probleem.

Johannes Gutenberg, de bedenker van een boekdrukpers, gebruikte deze techniek. (De creativiteitstechnieken werden officieel pas later uitgevonden, dus hij deed het niet expres.) Hij was drukker, maar drukte zijn boeken met de hand. Een tijdrovend proces, het zou makkelijker gaan als het op papier drukken van de drukvorm niet zo’n onhandig precisiewerk was. Nu woonde hij in een wijnstreek, waar voor het persen van de druiven een pers werd gebruikt die netjes recht omlaag kwam. Daardoor kwam Johannes Gutenberg op het idee zijn drukvorm in een vergelijkbare machine te monteren en voilá! Ook in Duitsland kon men boeken drukken.

5. Intuïtie gebruiken

De buitencategorie van de creativiteitstechnieken. Ze maken gebruik van synthese en intuïtie, en zijn daardoor soms wat zweverig. Niet iedereen houdt daarvan. Wat in elk geval helpt is om er niet zweverig over te doen!

Werkvormen in deze categorie zijn bijvoorbeeld een geleide fantasie, collages maken en het intuïtief kiezen van afbeeldingen. Afhankelijk van je publiek benoem je dat beter anders: een geleide fantasie, ook wel bekend als geleide meditatie, wordt dan “ik ga een verhaal vertellen waarin ik jullie wil meenemen” en intuïtief kiezen wordt “kies vlot en denk er niet teveel bij na”. Dat is al “vaag” genoeg.

Ik vind het prettig om deze werkvormen te gebruiken bij vraagstukken die niet met logica alleen op te lossen zijn, zoals vragen op het gebied van visie of identiteit. Het gebruik van beelden, al dan niet letterlijk, zorgt dat ons logische denken even niet in de weg zit: in sommige situaties is dat precies wat een vraagstuk nodig heeft.

Welke techniek je ook kiest uit deze soorten…

Zoveel soorten werkvormen! En per soort zoveel variaties en toepassingen! Choose your weapons wisely. Elk vraagstuk, elke gewenste uitkomst, elke situatie, elk persoon en elke groep stelt specifieke eisen aan een werkvorm. Er is geen “one size fits all” oplossing: het is maatwerk. Elke keuze heeft voor- en nadelen. Het is dus een kwestie van uitproberen, soms de plank misslaan (en dat ruiterlijk toegeven) en altijd een plan B paraat hebben. En leuk dat dat is…

Ik wens je veel plezier en inspiratie!

PS Meer over het kiezen van werkvormen vind je in het stukje Methodes kiezen uit boek of site .

 

Genoemde bronnen:

Higgins, James M. (1994) 101 Creative Problem Solving Techniques, The Handbook of New Ideas for Business, The New Management Publishing Company, Florida.

Tassoul, Marc (2009, 3th edition) Creative Facilitation, VSSD, Delft.

Smith, G. F. (1998), Idea-Generation Techniques: A Formulary of Active Ingredients. The Journal of Creative Behavior, 32: 107–134

Eén reactie

Reacties zijn gesloten.