Creativiteitstechniek finetunen

Vandaag een kijkje in mijn hoofd: ik heb een stroomdiagram gemaakt van een deel van het keuzeproces voor een geschikte creativiteitstechniek. Het is misschien wat abstract, sorry. Kijk:

Stroomdiagram voor het kiezen van een creativiteitstechniekFlowchart voor het kiezen van een creativiteitstechniek. Copyright Femke IJsseldijk

Hier vind je de Engelstalige versie (download jpg).

De stappen voor het kiezen

Sinds ik eerder schreef over het kiezen van een werkvorm heb ik bijgeleerd. Ik weet nu beter waarom een werkvorm wel of niet aansluit bij een groep. Daar heb je wat aan lijkt me, vandaar dit artikel. In de flowchart vraag je jezelf een aantal dingen af:

  1. Zijn de in- en output van je creativiteitstechniek in overeenstemming met wat je nodig hebt in je (verdere) programma?
  2. Elke techniek gaat uit van een bepaald werkingsprincipe. Sluit het werkingsprincipe aan bij de ontwikkeling en vaardigheden van je deelnemers?
  3. Het werkingsprincipe wordt op een bepaalde manier ingevuld. Sluit de invulling aan bij de ontwikkeling en vaardigheden van je deelnemers?
  4. De uitkomsten van een techniek hebben geen waarde als ze niet kunnen worden toegepast. Zijn de deelnemers in staat de uitkomsten te vertalen naar bruikbare oplossingen voor de echte wereld?
  5. Past de creativiteitstechniek binnen de praktische beperkingen van het programma, zoals grootte van de groep, duur, kosten?

Punt 1 en 5 zijn nogal praktisch van aard, en heb ik al redelijk besproken in het stukje Een bijeenkomst ontwerpen. De andere drie licht ik hieronder verder toe.

Ik kies trouwens niet eerst het werkingsprincipe en daarna de creativiteitstechniek, dat gaat heel wat minder geordend, maar bij de controle of de techniek geschikt is is het onderscheid wel handig.

Het werkingsprincipe van een creativiteitstechniek

Vorige week schreef ik over verschillende soorten creativiteitstechnieken. Die waren geordend op werkingsprincipe: de manier waarop ze je helpen op een andere manier naar je vraag te kijken, en er ideeën voor te bedenken. Je kunt je voorstellen dat als het werkingsprincipe niet aansluit bij je deelnemers, dat de hele techniek niet geschikt is en nooit geschikt te máken is. Een voorbeeld: technieken die gebaseerd zijn op provocatie vragen van je deelnemers dat ze twee begrippen met elkaar kunnen verbinden. Dat vraagt behoorlijk wat abstract denkvermogen: je hebt er behoorlijk lenige hersenen voor nodig. Als je deelnemers geen geoefende creatief denkers zijn dan hebben ze hier veel moeite mee, zelfs als je kiest voor een behoorlijk toegankelijke provocatieve techniek als SCAMPER. Dus dan valt deze categorie af en zul je moeten kiezen voor een techniek die gebaseerd is op een ander werkingsprincipe.

Je hoeft trouwens de indeling die ik vorige week besprak niet aan te houden, als je je maar afvraagt: waarom werkt deze creativiteitstechniek? Welk “trucje” zit erachter? Dan heb je je werkingsprincipe te pakken.

De invulling van het werkingsprincipe

Stel, je werkingsprincipe is in de basis helemaal OK. Dan gaat het nog om de invulling: wat doe je er vervolgens mee? Je kunt dit vergelijken met een fitnessoefening: eerst moet je de beweging kunnen uitvoeren, en vervolgens kun je instellen hoe zwaar je hem maakt. Als je de beweging niet op de juiste manier kunt maken heeft meer gewicht geen zin, als de beweging lukt kies je een gewicht dat aansluit bij jouw trainingsprogramma. Bij creativiteitstechnieken is dat net zo.

Voorbeeld werkingsprincipe

Weer een voorbeeld: bij technieken gebaseerd op confrontatie zoek je naar oplossingen door je vraagstuk te vergelijken met vergelijkbare vraagstukken in andere situaties. Je probeert de oplossingen uit de andere situatie in je eigen situatie toe te passen. Stel, je hebt een vraag die te maken heeft met materialen die aan elkaar bevestigd moeten worden, in een product. Als je het niet te moeilijk wilt maken, dan vergelijk je die situatie met andere situaties die lijken op de werkelijke situatie. Denk aan doe-het-zelven of de bouw: situaties waarbij mensen materialen aan elkaar bevestigen. Voor de lenige geesten kun je wat verder weg kijken: denk aan het menselijk lichaam, verkeersstromen, de datingmarkt. Lastiger (en op de grens van een provocatieve techniek), maar met meer kans op vernieuwende ideeën.

Het toepassen van de uitkomsten

Een grote fantasie hebben is één ding, bruikbare ideeën genereren een tweede. Vaak zijn er een paar stappen nodig om vanuit, noem eens wat, de wereld van Harry Potter weer in het hier en nu uit te komen. Dat is prima. Maar soms blijkt het lastig om van uitkomsten van de creativiteitstechniek weer af te dalen naar de werkelijkheid, zeker als die creativiteitstechniek fantasievol was. Sceptische volwassenen haken af doordat ze het niet voor zich zien en dat door hun scepsis ook niet willen proberen. Kinderen kunnen soms de fantasiewereld niet loslaten en houden vast aan bijvoorbeeld Mickey Mouse in hun oplossing.

Daar zijn verschillende oplossingen voor. En ik raad je aan sowieso een plan B achter de hand te houden.

Oplossingen voor als de stap van fantasie naar werkelijkheid te groot is

  1. Zweef niet te ver weg. Hoe fantastischer de ideeën, hoe moeilijker ze terug te vertalen. Als je bijvoorbeeld gebruikmaakt van de Superheldentechniek (“Wat zou XXX doen?”) maak je het jezelf makkelijker door helden van vlees en bloed te nemen (denk Freek Vonk, Adèle, Jochem Myjer, Yomanda). Dat gaat beter dan wanneer je helden pakt met echte superkrachten (Superman, Yoda).
  2. Stapje voor stapje. Om van A naar B te komen hoef je niet te springen hè. Als het lastig is doe je een tussenstap. Of meerdere. Een slimme vraag is bijvoorbeeld: waar is deze oplossing op gebaseerd? (Stap 1.) Hoe kunnen we dat principe zelf toepassen? (Stap 2.) Ook kan het helpen de oplossingen eerst te clusteren op werkingsprincipe, om er zo op een abstracter niveau naar te kunnen kijken.
  3. Kies een makkelijkere creativiteitstechniek. Tja, soms lukt het niet, of denk je dat het niet gaat lukken. Kies dan een andere techniek, die wat makkelijker te interpreteren resultaten oplevert. Dat kun je vooraf doen, of als een plan B achter de hand houden. (Je merkt vaak al dat het terugvertalen lastig gaat worden als de bedachte oplossingen extreem fantastisch zijn, in de trant van “met een toverstaf is alles op te lossen”.)

PS Voor de inspiratie voor het schrijven van dit artikel ben ik veel dank verschuldigd aan de leden van de KID-group (Kids in Design), die afgelopen vrijdag samenkwam. Vooral aan Remke Klapwijk, voor haar miniworkshop over werkingsprincipes.