Tijd voor onderzoek: nu nog een hypothese

Door een speling van het lot heb ik binnenkort tijd om wekelijks enkele dagen te besteden aan onderzoek doen en het schrijven van een boek. Zonder dat ik er in inkomen op achteruit ga! Een mooi vooruitzicht dus. In de voorbereiding daarvan ben ik bezig met mijn onderzoeksvragen. Volgens de regels van de kunst wil ik beginnen met een hypothese. Die moet ik daarna gaan bewijzen of verwerpen met onderzoek.

Voorafgaand aan die hypothese moet ik verkennend literatuuronderzoek doen, om te zorgen dat die hypothese voortbouwt op wat al onderzocht is én maar één vraag bevat en niet stiekem twee. Rode draad: de invloed van met je handen dingen maken op de werking van je hersenen. Als je de ontwikkeling hiervan wilt volgen: zie ook Denken met je handen: modellen helpen je hersens en Denken met je handen II, voor de eerdere gedachten hierover.

Hypothese 1: knutselen en doe-het-zelven vergroten de creativiteit

Deze is heel breed: mensen die vaak zelf dingen maken zijn creatiever dan mensen die dat niet doen.  Voordat deze bruikbaar is heb ik antwoord nodig op de volgende vragen:

  • Knutselen en doe-het-zelven mensen omdat ze creatiever zijn dan anderen, of zijn ze creatiever geworden door het werken met hun handen? De “kip of het ei”-vraag.
  • Het is aannemelijk dat mensen die zelf dingen maken door anderen worden beschouwd als creatief. Ook al maken ze precies wat er in de handleiding staat of zetten ze vooral kant-en-klare pakketten in elkaar. De vraag is, of je creatiever bent als je van jezelf denkt dat je creatief bent, of dat er een relatie moet zijn met wat iemand doet. En misschien word je zelfs wel creatief puur door met je handen bezig te zijn, ook al maak je kant-en-klare knutselpakketten.

(Een interessant onderscheid op dit gebied is het verschil tussen creativiteit en handvaardigheid, zie ook Al knutselend creatiever worden. Je kunt creatief zijn maar niet handvaardig, handvaardig maar niet creatief, creatief én handvaardig of allebei niet. Ze staan gewoon los van elkaar, even los van de effecten op langere termijn.)

Hypothese 2: zelf bouwende ingenieurs maken slimmere en beter maakbare producten

Het idee: door zelf te bouwen ontwikkelt een ingenieur gevoel voor productietechnieken en voor slimme oplossingen. Ik denk zelfs dat het niet uitmaakt wat hij of zij bouwt: Lego, modeltreinen, een sauna op zolder…  Op de tekentafel worden vaak losse oplossingen bedacht voor de verschillende dingen die een product moet kunnen. Iemand met meer praktijkervaring zal (naar mijn verwachting) eerder oplossingen weten te integreren, en daardoor een eleganter en gebruiksvriendelijker ontwerp afleveren.

Deze hypothese is tweeledig:

  • Ik denk dus dat ingenieurs die zelf handvaardig zijn ontwerpen maken die makkelijker te produceren zijn. Door hun eigen ervaring kunnen ze beter rekening houden met de productie.
  • Maar ik verwacht ook dat ze door hun praktische ervaring eleganter kunnen ontwerpen. Dat ze meer kunnen bereiken met minder materiaal en materialen, onderdelen, processen, verbindingen en stappen.

Hypothese 3: modellen bevorderen de communicatie

Mij lijkt het aannemelijk (en volgens mij is er ook onderzoek naar gedaan) dat het bouwen van modellen tijdens een ontwerpproces de communicatie ondersteunt en daardoor de efficiëntie en effectiviteit van het proces vergroot. Of in het kort: modellen zorgen voor een beter proces en een betere uitkomst. De vraag is, in hoeverre dat aan het bouwen (de activiteit van het maken van de modellen) ligt, of alleen aan de beschikbaarheid van driedimensionale objecten waarmee verschillende aspecten van het ontwerp kunnen worden uitgelegd. Of beiden natuurlijk.

Daarnaast durf ik de stelling aan dat het bouwen van spuugmodellen het plezier in het ontwerpen vergroot. Maar misschien geldt dat alleen voor mezelf.

Hypothese 4: echt bouwen vergroot het ruimtelijk inzicht

Op ontwerpopleidingen wordt meer en meer met computertekeningen gewerkt. Om de stap naar een echt product te maken, hoeft de student zijn ontwerp alleen nog maar te 3D-printen. Enerzijds is dat heel mooi, omdat daardoor realistische en complexe modellen veel sneller en makkelijker kunnen worden geproduceerd. 20 jaar geleden kostte een goed gelijkend model een heleboel schuren, plamuren en lakken, en dat was zeer tijdrovend. Dus enerzijds werkt deze technologie drempelverlagend.

Het nadeel is echter, dat de studenten het vermogen verliezen, om nog net wat sneller een simpel schetsje of een eenvoudig model van goedkope materialen te maken. Dat vinden ze niet meer aantrekkelijk: in de computer ziet het er al snel veel mooier uit. Maar daarmee gaat ook wat inzicht verloren. Iets alleen kunnen zien en manipuleren op de computer gaat in mijn ogen ten koste van het ruimtelijk inzicht. Studenten verbazen zich erover hoe hun ontwerp eruitziet als ze het dan toch gaan bouwen: Oei, dat is wel heel groot! Op het scherm kwam het heel anders over. Ik denk, dat meer echt bouwen het ruimtelijk inzicht vergroot. (Niet alleen bij ontwerp studenten trouwens, ook op de basisschool.)

Hypothese 5: modellen bouwen is goed voor de creativiteit en de innovativiteit

OK, dit zijn er per ongeluk weer twee. Iets uitgebreider: wanneer je bezig bent met het oplossen van een probleem of het maken van een ontwerp kun je modellen bouwen. Dat kunnen zogenaamde spuugmodellen zijn, maar ook opstellingen of symbolische (lego-)bouwwerken). Ik vermoed, dat het maken van modellen de creativiteit van de deelnemers en de innovativiteit van de uitkomst van het traject groter maakt. Dit heeft natuurlijk ook alles te maken met hypothese 3: dat modellen bouwen de communicatie verbetert.

De creativiteit van de deelnemers en de innovativiteit van de uitkomsten zijn aan elkaar gerelateerd. Je zou zelfs de creativiteit van de deelnemers kunnen meten aan de hand van de innovativiteit van de uitkomsten. Vandaar dat ik deze twee even samen heb gepakt.

Achtergrond van deze hypothese is, dat het voor creatief denken belangrijk is, dat je zoveel mogelijk kennis in je hersenen toegankelijk weet te maken, omdat je wilt kunnen (door-) associëren. Door gebruik te maken van verschillende media (spraak, tekenen, schrijven, maar ook bijvoorbeeld muziek) vergroot je de hoeveelheid bereikbare kennis. Ik verwacht, dat ook het bouwen van modellen daar een rol bij kan spelen. Sowieso omdat er weer een medium bijkomt, maar ook omdat het een beroep doet op het hanteren van fysieke objecten. Dat is heel; iets anders dan schrijven en praten. Of in meer toegankelijke taal: als je naast kletsen en schrijven ook gaat bouwen kom je op weer andere ideeën.

Hypothese 6: voelen en bouwen versterken het leren

Dit is een beetje een buitenbeentje, omdat het niets met creativiteit te maken heeft. Maar hij is wel leuk. Ook bij het leren is het van belang, zoveel mogelijk en zo breed mogelijke paden aan te leggen in de hersenen, om zo dat wat onthouden moet worden makkelijk bereikbaar te maken. Het is bewezen, dat het helpt, om kennis op verschillende manieren aan te bieden. Schriftelijk met plaatjes, verbaal met visuele ondersteuning door middel van een PowerPoint: het werkt beter dan alleen tekst of alleen plaatjes. (Het voorlezen van wat er op een PowerPointpresentatie staat werkt daarentegen averechts: lezen wat je hoort is dubbelop en vergroot het leren niet, voor wat meer uitleg hierover dit interessante blog van Paul Kirschner.)

Maar goed, aansluitend op de vorige hypothese: mij lijkt het aannemelijk, dat het gebruik van driedimensionale objecten in het onderwijs de leeropbrengsten vergroot.

Hypothese 7: al doende verbetert men

Heb je wel eens zelf iets ontworpen en gemaakt? Heb je toen, tijdens het maken, volledig aan je oorspronkelijk ontwerp gehouden? Of heb je al doende verbeteringen aangebracht, dingen toegevoegd, dingen weggelaten, omdat je dat beter leek? Mijn persoonlijke ervaring is, dat je tijdens het maken tot nieuwe inzicht komt. Enerzijds doordat je langer met je ontwerp bezig bent, anderzijds door het bouwen zelf. En die nieuwe inzichten verwerk je terwijl je bezig bent in je ontwerp. Je besluit een onderdeel beter vast te zetten, je besluit dat bepaalde afwerking niet nodig is omdat het zo al mooi genoeg is of je merkt dat wat je bedacht had helemaal niet werkt in de praktijk en je bedenkt plan B.

Mijn stelling is, dat wanneer je zelf je ontwerp maakt (in de betekenis van bouwt of produceert, in de vorm van een model, prototype of product) dat je dat al doende aanpast, en afwijkt van het oorspronkelijke plan, en dat het daar beter van wordt.

Hypothese 8: creativiteit en het vermogen om te leren staan positief met elkaar in verband

Deze gaat volledig buiten wat ik wil gaan onderzoeken om, maar ik vind hem wel erg interessant. De processen in de hersenen bij het leren en bij het creatief denken zijn tot op zekere hoogte vergelijkbaar. Bij de processen hebben te maken met de toegankelijkheid van opgeslagen kennis, in de vorm van dwarsverbanden tussen onderwerpen en de breedte van de routes ernaar toe. Ik vind het dus aannemelijk, dat er een positief verband bestaat tussen creativiteit en het vermogen om te leren. Wow! Zou dat echt waar zijn?

Wat zou jij het liefst willen weten? Ik vind het nog moeilijk kiezen… (Mijn volgende stap gaat zijn een model maken voor het verband tussen de hypotheses. Misschien dat dat inzicht geeft! Zou wel moeten hè, gezien het bovenstaande…)