De plek waar leren en innovatie plaatsvinden – figuurlijk dit keer

Persoon aan een bureau die het niet meer ziet zitten en met de handen voor het gezicht zit. Copyright foto: Carl DwyerLeren en innoveren hebben wat gemeen. Een plek. Een plaats op de grens tussen bekend en onbekend. In dit artikel verken ik die plek, op verschillende manieren.

Blijf je dicht bij wat je al kent, dan gebeurt er niet zoveel: bij innoveren kan dat een kleine aanpassing zijn, bij leren het leren van “meer van hetzelfde”.

Maar als je té ver verwijderd raakt van de vertrouwde plek ontbreekt de aansluiting met wat er al is. Een voorbeeld op het gebied van leren: ik zou de kleuter hier thuis kunnen uitleggen wanneer je een d of een t schrijft aan het einde van een werkwoord. Daar heeft hij helemaal niets aan: hij kan pas een paar letters schrijven, vaak nog achterstevoren. Dus het enige dat hij leert is: “Er zijn twee letters en die staan soms aan het einde van een woord. Oja, en die ene zit ook in mijn naam.” Niet zo nuttig! Bij innovatie kan een uitvinding zo onvoorstelbaar radicaal zijn dat mensen zich geen beeld kunnen vormen van de toepassingen ervan. Als je vóór de uitvinding van het SMS’je het succes va Whatsapp had voorspeld had niemand het geloofd: té onvoorstelbaar. Terwijl na een tijd met piepers en daarna SMS’jes en online chat Whatsapp helemaal zo gek niet blijkt te zijn.

Het aanpalend mogelijke

Steven Johnson heeft het in zijn boek over innovatie “Where Good Ideas Come From” over het aanpalend mogelijke: de dingen die nóg niet bestaan, maar die grenzen aan wat al wel bestaat. Dat is het gebied waar de interessantste innovaties te vinden zijn: vanaf de plek die je al kent nét een stap extra zetten. Daarom nodig ik mijn studenten ook graag uit bij een ontwerpprobleem te zoeken naar parallellen in andere vakgebieden: dat kunnen ze zich goed voorstellen, terwijl een oplossing uit het ene vakgebied in het andere vakgebied een flinke vernieuwing kan zijn.

Het grappige is, dat ook in het leren juist dat aanpalende gebied een rol speelt. Vygotsky (1978, aangehaald in “De leeruitdaging” van James Nottingham) noemt het “de zone van naaste ontwikkeling”: “het potentiële begrip dat nu nog net buiten je bereik valt”. Bij het leren werkt het zo, dat nieuwe dingen die je leert worden ingebed bij wat je al weet. Je hangt nieuwe kennis als het ware op aan bestaande kennis. Vandaar dat mijn kleuter niets kan met werkwoordspelling voordat hij überhaupt kan schrijven, dat ik niets te zoeken heb bij een motorrace bij gebrek aan ervaring op een gemotoriseerde tweewieler en dat kwantummechanica voor veel mensen ook een stapje te ver is. (Als iemand het me een keer kan uitleggen, graag!) Je kunt alleen die dingen leren die op wat voor manier dan ook aansluiten bij wat je al weet.

Wat het je als docent aan die zone van naaste ontwikkeling?

  • Het is belangrijk te weten wat de leerlingen al weten: als het gat tussen wat ze weten en wat je ze probeert te leren te groot is komt de nieuwe kennis niet over. (Ik ben er vol enthousiasme weleens behoorlijk mee de mist in gegaan!) Dus de docent moet dat zien uit te vogelen.
  • Hoe beter je nieuwe kennis weet “aan te haken” bij bestaande kennis, hoe beter die blijft hangen, en hoe meer de student er gebruik van kan maken. Dus voorzie nieuwe kennis van zo veel mogelijk haakjes: laat verbanden zien, geef voorbeelden, toepassingen enzovoorts. (Of help studenten die zelf te bedenken, hoe actiever ze bezig zijn hoe beter.)

De creadox

Ha, daar is hij weer: de creadox. Ik schreef er eerder over: Out of the box, maar niet te ver. De creadox is de paradox dat de zo gewenste innovatieve ideeën vaak de eindstreep niet halen omdat ze zo innovatief zijn. Té vernieuwend, terwijl vernieuwing gezocht werd.

Als innovator kun je opdrachtgevers en stakeholders helpen door dit te benoemen. Het is goed om de uit het bekende gebied te halen als ze willen innoveren. Maar begrijp ondertussen ook dat ze het nieuwe, onbekende terrein wel moeten kunnen zien liggen: als het voor hen achter de horizon ligt krijg je ze niet mee!

De plek tussen comfort en paniek

Een mooi beeld is dat van de “spannende zone”. Het is een term van collega-facilitator Nele Steelandt, waarmee ze het gebied aanduidt tussen de comfortzone en wat zij de “paniekzone” noemt. (Zie ook Kiezen uit veel ideeën.) Een mooi beeld:

  • De comfortzone is veilig, bekend en vertrouwd. Er kan je niets gebeuren, maar er gebeurt dan ook niet zoveel.
  • De paniekzone is het andere uiterste: zo onbekend, onveilig en beangstigend dat je er keihard wilt wegrennen. Er gebeurt van alles, maar jij bent in hoogste staat van paraatheid, dus je sluit je zoveel mogelijk af.

En daar tussenin zit een gebied dat je nog niet kent, maar dat ook weer niet zo afwijkend is dat je in paniek raakt. Het is er uitdagend, nieuw, spannend, maar niet té.

Voor mij werkt dit in de begeleiding van studenten. Ik vertel ze: als je blijft zitten waar je je comfortabel voelt maak je misschien geen fouten, maar leer je ook niet zoveel. Dus daag jezelf uit: stel vragen, probeer nieuwe dingen, ga actief op zoek. Maar ook: je kunt jezelf ook teveel uitdagen. Én een ingewikkeld project, én een complexe situatie met opdrachtgevers en belanghebbenden, en dan ook nog zowel alles willen doen als de diepte in willen gaan: het kán, maar dan moet je wel een halve superheld zijn. En als er dan ook maar iets tegenzit is dat teveel. Dus probeer ik studenten te helpen enerzijds hun projecten af te bakenen, en anderzijds zichzelf wel voldoende uit te dagen.

De leeruitdaging

Het boek “De leeruitdaging” van James Nottingham gaat over het belang van “Huh?”. Het beschrijft hoe leerlingen diepere kennis verwerven als ze op een punt komen dat ze denken “hé, hoe zit dat nou?” (voor de wetenschappers: ze ervaren cognitieve dissonantie) en vanaf dat punt verder redeneren. Dán gaan ze verbanden leggen, begrippen combineren of tegenstellingen benoemen. Niet al het leren gaat op die manier, de “meer van hetzelfde”-soort bijvoorbeeld niet. Maar het is wel een belangrijk stuk van het leren, omdat studenten geen wandelende Wikipedia’s moeten worden vol losse feitjes, maar hun kennis ook moeten kunnen toepassen. Daarvoor moeten ze met de kennis aan het werk.

Naast dat diepere leren is de “leeruitdaging”-aanpak ook waardevol in het leren denken en leren (nadenken en praten over) leren. Het beeld van de leerkuil waar de leerling in terecht komt als hij zich realiseert dat twee dingen die hij weet niet met elkaar lijken te kloppen is erg sterk; eruit klimmen een mooi positief beeld. (Verder redenerend: je wilt geen leerravijn, waar leerlingen in verdwijnen…)

De allerkortste samenvatting: creëer “Huh?”-momenten. Ik heb het thuis bij het middageten even getest met een voorbeeld: “Je weet dat Zeeland een provincie is. En als ik nou zeg dat Zeeland een plaats is?” “Huh?” en grote, geïnteresseerde ogen… (Zeeland is ook een dorp in Brabant, bij Uden.)

De boeken:

  • Steven Jonhson, “Where Good Ideas Come From” (vertaald als “Goede ideeën, hoe kom je erop?”) is een beschrijving van mechanismen die spelen bij innovatie. Hier een samenvattende video (erg cool!).
  • James Nottingham, “De leeruitdaging” (vertaling van The Learning Challenge)