Zin en onzin van het eureka-moment

Blauw lichtpeertje. Copyright foto: Graham SoultEen uitvinding doen lijkt makkelijker dan het is. Daar gaat dit stuk eigenlijk over. Maar eerst vertel ik over mijn nieuwe bank. De logica ontdek je vanzelf.

Mijn werkkamer krijgt een bank. Een grote, oude, rood geschilderde houten bank, waar ook nog een keer kussens op moeten komen natuurlijk. Die bank kon bij ons vorige huis niet door de deur, dus hadden we hem gedemonteerd. Nu moest hij weer in elkaar. En het is gelukt: hij staat.

Ik kan ook een heel ander verhaal vertellen over die bank. Over de schroeven die ik overgehouden heb na het in elkaar zetten (!?), over de drie keer dat ik opnieuw moest beginnen omdat bij nader inzien de volgorde anders moest (er zat geen handleiding bij), over de schroeven die doordraaiden, de schroeven die ik echt niet meer verder gedraaid kreeg en dus maar laat uitsteken. Had ik al verteld dat de bodemplaat nog niet lekker past en één la niet dichtgaat? Kortom: het was niet mákkelijk.

Ook kan ik vertellen over hoe lekker het was om er aan te werken. Hoe fijn het was om tussen het computerwerk door even iets fysieks te doen. Hoe trots ik ben dat hij nu staat, en hoe dit veel veel bevredigender is dan Netflix kijken. En ook dát is waar.

Zo is het ook met uitvindingen. Je hoort een heldenverhaal, waarbij iemand ineens een briljante ingeving kreeg, die leidde tot een groot, succesvol en hip bedrijf. De dingen die je meestal niet hoort:

De uitvinders die het opgaven

Voor elke geslaagde uitvinder zijn er velen die gestopt zijn met het proces om iets te ontwerpen en bekend te maken. Ze werden ingehaald door de tijd, ze kregen de financiering niet rond, ze hadden geen zin om risico te nemen: noem maar op.

Ook over deze mensen kunnen we twee verhalen vertellen: je zou kunnen zeggen dat ze opgaven, dat het hen ontbrak aan wat nodig is om een uitvinding succesvol te maken. Ze hadden te weinig ondernemersgeest, inzicht, creativiteit, lef, volharding enzovoorts.

Maar is dat zo? Je zou ook kunnen zeggen dat ze juist veel inzicht hadden: beter ten halve gekeerd dan ten hele gedwaald toch? Misschien zagen ze in dat anderen aan een betere oplossing werkten, dat ze zelf liever iets anders deden met hun tijd of dat ze de wereld liever op een andere manier een dienst bewezen.

En dan nog: er zijn dus ook uitvinders die niet opgeven, maar die toch nooit voor die ene doorbraak zullen zorgen. Een succesvolle uitvinding is het topje van de piramide: er zit héél veel onder.

De uitvindingen die het niet gehaald hebben voor die ene

Van de uitvinders die niet opgaven zijn lang niet alle uitvindingen succesvol. Vaak hebben ze eerst allerlei zooi uitgevonden voordat ze dat ene handige uitvonden waar ze bekend of succesvol mee zijn  geworden.

Die “mislukte” eerdere uitvindingen hebben stuk voor stuk bijgedragen aan het succes van die ene die wel lukte. De uitvinder heeft ervan geleerd, dingen als:

  • beter onderzoeken of een uitvinding nuttig is
  • uitleggen wat er handig is aan de uitvinding
  • allerlei technische gebreken oplossen
  • snel testen

Maar vaak hoor je alleen over die ene. Jammer eigenlijk.

Het harde werk voor en na het eureka-moment

Edison zei: “Genius is one percent inspiration and ninety-nine percent perspiration.” Vaak hoor je over het moment dat de uitvinder die éne briljante ingeving kreeg. Dat is een belangrijk moment. Maar wat je niet hoort is dat hij daarvoor al hard aan het werk was om oplossingen te zoeken, al zo’n beetje had uitgevogeld wat allemaal niet werkte en wist wat de kern van het probleem was. Terwijl zonder dat voorwerk die ene ingeving nooit zou hebben geleid tot een briljante uitvinding.

En met die ene ingeving is de uitvinding nog niet af. Het vrij lullige uitwerken, finetunen en aan de man brengen moet dan allemaal nog. Een half geslaagde uitvinding is gewoon mislukt, dus ook dat werk ná het eureka-moment is hard nodig.

Even naar het eerste eureka-moment: Archimedes zocht naar een manier om te onderzoeken of een kroon van zuiver goud was of niet. Al piekerend stapte hij in bad, zag de waterverplaatsing die hij veroorzaakte en kwam zo op het idee de onregelmatig gevormde kroon in vloeistof te dompelen om zo het volume te kunnen meten. Daarmee zou hij vervolgens de dichtheid van de kroon kunnen uitrekenen, die dichtheid kunnen vergelijken met die van goud en dan een uitspraak doen over de echtheid van de kroon. Had de man zich niet in het probleem verdiept, dan had zijn bad hem niet op het idee van de volumebepaling gebracht. En toen hij uit bad kwam wist hij weliswaar wat hem te doen stond, hij moest nog steeds aan het werk. Niet in de laatste plaats om zijn opdrachtgever te overtuigen van de juistheid van zijn methode.

De samenwerking waarbij 1+1=3

Oja, om even een laatste mythe te ondergraven: die uitvinder kan het niet alleen. Als zij een nerd is heeft ze iemand nodig voor de communicatie, als hij een rasechte ondernemer heeft iemand voor de techniek, een visionair is nergens zonder een pragmaticus. Die eenzame uitvinders doen het goed in verhalen, maar hé, dat geldt ook voor eenhoorns.

PS Lezen over uitvinden? Steven Johnson, “Where good ideas come from” (slecht vertaalde titel: “Goede ideeën, hoe kom je er op?”) is een aanrader, of lees “De uitvinders” van Scott Isaacson. Allebei de moeite waard! Zie ook  Lezen over creativiteit en innovatie. En: Uitvinders opleiden, kan dat?