Basiscursus brainstormen, les 2

(Lees-)bril op personeelsadvertentie. Copyright foto: John LeeDeel 2 uit de driedelige cursus brainstormen. Na de belangrijkste aandachtspunten en spelregels bij het brainstormen (les 1) deze week aandacht voor het bedenken van ideeën. Hoe ga je praktisch te werk, en hoe stimuleer je de creativiteit?

Ideeën bedenken

Met de spelregels van vorige les in je achterhoofd kun je gaan brainstormen. Dat kan op 1001 manieren, maar hoe je het ook aanpakt: ideeën roepen en meteen weer afkraken is in ieder geval géén brainstormen. Het levert minder goede ideeën op en het is slecht voor de sfeer in een groep.

Sommige mensen vinden brainstormen eng, omdat het “anders dan anders” is. Zorg ervoor dat je daar rekening mee houdt, anders heb je straks een saboteur in je groep: iemand die wel meedoet, maar niet van harte. Het helpt erg als je de regels goed uitlegt en mensen kennis met elkaar laat maken voor je begint.

Wat heb je nodig?

Wat je nodig hebt verschilt per techniek. Tegenwoordig wordt het vaakst gebrainstormd op post-it’s. Daarvoor heb je nodig:

  • Voor elke deelnemer een stift en een stapeltje (bijv. 1/3 pakje) post-its.
  • Een muur, bord of grote tafel om de post-it’s op te plakken.
  • Iemand die de leiding heeft (de facilitator), bij voorkeur iemand die daarin getraind is. Ik ga er maar even vanuit dat jij de facilitator van dienst bent.

Brainstormen: zo ga je te werk

  1. Leg uit wat de bedoeling is, en wat er na de brainstormsessie gebeurt met de ideeën (het managen van verwachtingen).
  2. Breng de spelregels in herinnering.
  3. Formuleer met zijn allen de vraag of probleemstelling, of meerdere. Het is vaak handig om die vraag te laten beginnen met “Hoe kun je…” (ouderen langer zelfstandig thuis laten wonen, internet veilig maken voor kinderen, studenten leren met geld om te gaan, docenten beter les laten geven…) maar andere formuleringen (zoveel mogelijk manieren om….) zijn ook bruikbaar, het liefst positief. Die vraag komt duidelijk leesbaar voor iedereen op een vel papier of een bord.
  4. Nu mag iedereen zijn ideeën spuien door ze op de post-it’s te schrijven, één idee per post-it. Het is de bedoeling, dat er niet te lang over de ideeën wordt nagedacht, een beetje snelheid is prettig. Degene die de leiding heeft let op of er geen kritiek wordt gegeven, roept eventueel af en toe iets om het proces een beetje op gang te houden (een gek idee, of “nog tien, we kunnen het”, ofzo) en houdt in de gaten wanneer de ideeën op zijn.
  5. Als er geen nieuwe ideeën meer bijkomen (echt niet) is het tijd voor de volgende vraag, of om een keuze te gaan maken uit de ideeën.
  6. Ieder pakt zijn stapeltje ideeën en plakt ze op het bord/de muur/de tafel. Een handige manier om dat te doen is één voor één een idee oplezen en opplakken. Heeft een ander hetzelfde of een zeer vergelijkbaar idee dan plakt hij het erbij. Dan de volgende deelnemer. (Door niet één voor één je hele stapel op te plakken houd je de aandacht erbij en voorkom je dat de laatste deelnemer alleen nog kan zeggen dat al zijn ideeën al hangen.)

Variaties

Dit is de basis. Variaties:

  • Deelnemers zeggen wat ze bedenken en één persoon schrijft alles op een bord.
  • De deelnemers schrijven niet, maar tekenen.
  • Deelnemers schrijven of tekenen op een groot vel, dat ze doorschuiven naar de volgende deelnemer. (Voor meer informatie: zoek op brainwriting pool, 6-3-5 methode en “Flanders DC GPS-methode”.)

Er zijn daarnaast vele werkvormen en technieken om de creativiteit te stimuleren:

  • Overdrijven: doe alsof je met veel grotere krachten of aantallen te maken hebt, of juist met een negatief budget
  • Een andere wereld, metaforen: hoe zou je een vergelijkbaar vraagstuk oplossen in de ruimtevaart, in de medische wereld, in de natuur?
  • De superhelden-methode: hoe zou (noem een VIP of superheld) dit probleem aanpakken met zijn speciale talenten?

Als je gaat experimenteren, overschat jezelf niet!

Volgende week: ideeën kiezen!