Creativiteit bevorderen door wat je zegt

Een boek, waar een loep op ligt waardoor enkele (spaanse) woorden meer nadruk krijgen. Copyright foto: diego medrano.Kinderen praten je na. Soms is dat schattig, soms confronterend en soms maakt het me een beetje trots. Zoals toen een vriendin vertelde wat haar dochter zegt als ze bij ons heeft gespeeld. Het meisje vraagt zich dan, als iets niet (meteen) lukt, zelf af: “Hoe zou ik dat kunnen oplossen?”Tja, dat komt dus door mij. Is goed voor de creativiteit.

Het maakt uit wat je zegt als docent of opvoeder. Door wat je zegt, niet zegt en vraagt kun je de creativiteit van kinderen stimuleren. Mooi toch? Ik heb hieronder een paar dingen opgeschreven die werken. Het ziet er simpel uit, en het is ook echt niet moeilijk, als je je er van bewust bent. Succes! De voorbeelden zijn overigens fictief, maar “gebaseerd op een waargebeurd verhaal”.

Houd je mond en zit op je handen

De basis: alles wat jij zegt of doet, stuurt een kind. Als jij aangeeft wat je van ze wilt, denken ze niet meer na. Maar waardoor kunnen ze hun creativiteit ontwikkelen en/of iets nieuws leren? Juist: door zelf na te denken en te doen! Dus dat moet je ze laten doen. Zo veel en zo vaak mogelijk. (In accelerated learning heet het “Learning is creation, not consumption” en “Learning comes from doing the work itself (with feedback)”, zie ook hier.)

 

Geef geen voorbeeld

Berucht (vanuit het oogpunt van creativiteit) is het geven van voorbeelden. Stel je bijvoorbeeld voor dat kinderen iets mogen maken. Als jij dan zelf laat zien dat je met rode verf werkt, zullen veel kinderen dat van je overnemen. Ook al mag het met elke kleur verf, of zelfs met elk materiaal. Ook als je iets zegt als: “Kies een woord dat je mooi vindt. Ik vind bijvoorbeeld vlinder, zonneschijn en vrede heel mooi,” dan doen kinderen je na en kiezen ze “jouw” woorden.

Voorschriften alleen waar nodig

Loop je met een groep kinderen langs een drukke weg en moet je over de straat in verband met werkzaamheden, wees dan zo duidelijk mogelijk, geef een voorbeeld, zorg dat ze precies doen wat jij wilt. Voorkom dat elk kind afzonderlijk halverwege pauzeert voor een eigen risico-inventarisatie. Maar in alle andere gevallen: wees spaarzaam met voorschriften. Je moet het leren faciliteren, dat wil zeggen dat je “alleen maar” de omstandigheden hoeft te scheppen waarin geleerd kan worden. Voorschriften sturen dat hoe dan ook, dus gebruik ze spaarzaam: stuur alleen wat je echt wilt en moet sturen (denk aan veiligheid, of bepaalde informatie of stof waarvan je wilt dat de studenten/kinderen/leerlingen er mee bezig zijn).

Oordeel niet (te snel)

Ook een oordeel is sturend. Hoe goed bedoeld ook, “wat mooi” of “dat ziet er stoer uit” zijn geen onschuldige complimenten. Wat steekt een kind er van op?

  • “Aha, dit vinden ze mooi/stoer. Dus dit is de bedoeling. Dan weet ik hoe ik verder ga.”
  • “Blijkbaar is het de bedoeling dat ik iets moois/stoers doe. Hè, jammer, eigenlijk wilde ik liever iets griezeligs/slims doen.”
  • “Ik probeerde zomaar wat. Maar blijkbaar was het goed. Dan stop ik maar met proberen het anders of beter te doen.”

“Niet doen, dat is gevaarlijk” moet je natuurlijk gewoon roepen, en hard ook. Maar elk ander oordeel, hoe positief bedoeld ook, kan bijwerkingen hebben. Wees je daarvan bewust. (En lees de volgende paragraaf.)

Praat over het proces

Het proces is  vanuit het oogpunt van creativiteit en leren een stuk interessanter dan het doel. Dus praat daarover! “Hoe wil je dat gaan aanpakken?”, “Hoe ben je daar achter gekomen?”, “Hoe zou het ook kunnen?”: allemaal hele goede vragen om creatief denken te stimuleren. (Net als de meeste open vragen overigens.)

Als je een kind wilt complimenteren, complimenteer hem of haar dan met het proces. De logica daar achter: een resultaat is een einddoel. Als dat goed wordt gevonden, stimuleert dat een kind niet om verder te gaan. Als het einddoel niet goed is, terwijl een kind heeft gedaan wat hij kon, erken je die inspanning niet. Terwijl als je laat zien dat je hebt gemerkt wat het kind heeft gedaan, je het kind erkent, en ruimte geeft om op zijn eigen niveau te presteren. Goed, dat is erg abstract. In de praktijk klinkt dat zo:

  • Ik zie dat je heel geconcentreerd hebt gewerkt.
  • Je hebt iets geprobeerd dat je nog niet eerder had gedaan, goed zo! (Ook als het totaal mislukt is, het begint met proberen!)
  • Je hebt Noa geholpen, heel fijn.
  • Toen je er niet uit kwam heb je om hulp gevraagd en samengewerkt.

“Ik heb niet gefaald. Ik heb 10.000 manieren gevonden die niet werken.” (Edison.)

Stimuleer zelf oplossen

Kinderen vragen jou soms om een oplossing. Ik kan het niet, zeggen ze dan. En het klopt hè, sommige dingen kunnen ze niet of mogen ze niet. Maar ze kunnen meer dan ze denken, en ze weten ook meer dan ze denken. En ze zijn supertrots als ze zelf een probleem oplossen!

Dus vandaar mijn favoriete vraag: “Hoe zou je dat (zelf/samen) kunnen oplossen?” Die vraag maakt het verschil tussen passief (“Los het voor mij op alsjeblieft!”) en actief (“Ik regel het zelf.”). En dat kan net het zetje zijn dat ze nodig hebben om het te proberen. Blijkbaar denk jij dat het kind een zinnige bijdrage kan leveren aan de oplossing: dat kindervaart dat als een heleboel vertrouwen. En daardoor durft het kind met oplossingen te komen. Of in elk geval te verkennen welke oplossingen hij/zij kan bedenken. Mooi toch?

Wel belangrijk is dat je voorzichtig bent met oordelen over de oplossing. Is de oplossing echt ongeschikt, dan kun je beter wat tactische vragen stellen dan meteen roepen “dat werkt toch niet!”. Staat dat kind daar met al zijn creativiteit en goede intenties… Denk bijvoorbeeld aan: “En wat gebeurt er, als dat vuur dan ineens aan gaat?”, “Dat zijn behoorlijk veel legoblokjes, die we daar voor nodig hebben. Hoe komen we daar aan?” of “Hoe is het eigenlijk in de bagageruimte van een vliegtuig?”

Vragen stimuleren de creativiteit

Ken je dat, dat een kind je een vraag stelt waar je geen antwoord op weet? Dat zet je wel aan het denken hè? Nou, dat werkt andersom ook. Dus stel veel open vragen, en verbaas je over de rijkdom van de antwoorden!

Gaat het je om een leerproces, dus niet alleen om de creativiteit? Nadenken over een onderwerp maakt kinderen rijp voor het leren over dat onderwerp. Je leert beter als je nieuwsgierig bent, dat idee. Als ze zich al hebben afgevraagd hoe het zit zijn ze meer gemotiveerd om een antwoord te zoeken en zullen ze dat ook beter onthouden.

Benoem wat je ziet

Een goede manier om er achter te komen wat een kind allemaal bedoelt met een tekening of heeft bedacht bij een ontwerp is een gesprek erover. Maar hoe doe je dat nou, zonder te oordelen of te interpreteren? (“Goh, wat een mooie prinses!” “Dat is de heks.” Denk hier zelf de afgeknapte zucht bij.) Door te benoemen wat je ziet of hoort, zonder er iets van te vinden.Zonder dat je maar iets hoeft te vragen gaan kinderen dan vanzelf toelichten wat ze bedoelen. Magisch! (Volgens mij heb ik deze “truc” uit “Kijken met je handen”, een heel mooi boek over creativiteit bij kinderen, toegespitst op handvaardigheid en tekenen.)

Hoe gaat dat? Nou, bijvoorbeeld zo:

  • “Ik zie dat je hier een blauwe golvende lijn hebt, en hier een geel rondje…” “Dat is de zon. En dat is de zee. Het is het strand. Kijk, dit ben ik, met een ijsje. En dit…”
  • “Dus als ik het goed begrijp gaat jouw ontwerp vliegen doordat het wordt afgeschoten met een gigantisch elastiek…” “Ja, met een soort kruisboog. Dat elastiek maken we van oude binnenbanden. En de passagiers zitten in een ruimtevaartcapsule. En…”
  • “Je werkstuk is heel hoog. Het is rond, met aan elke kant dit hier, van papier…” “Het is een raket. Dat zijn de vleugels. Er moet nog een punt op, maar ik weet niet hoe dat moet.” (Waarop jij weer: “Hoe zou je dat kunnen oplossen?” Enzovoorts.)

Stimuleer verder verkennen

Het kan altijd anders! Dus ook al is het “af”, het is een leuke denkoefening om te bedenken hoe het óók kan. Voorkom wel dat kinderen een slecht gevoel krijgen over wat ze hebben afgeleverd, dus pas op voor zeuren over details die niet aan de opdracht of vraag voldoen. Maar filosofeer met ze over de toekomst, waarin sommige dingen heel anders zijn dan nu. Droom met ze over grote successen en doorbraken.

Sommige kinderen zijn te snel tevreden. Creativiteit is eng: je komt zomaar op allerlei wilde ideeën. Dus zij kiezen dan maar een veilig, voor d ehand liggend idee. Daag ze uit: geen idee is te gek! Gebruik bijvoorbeeld de superheldenmethode, waarbij de kinderen zich moeten afvragen hoe “helden” als koningin Máxima, Superman, Donald Duck, Pippi Langkous het vraagstuk aan zouden pakken. Leuk en veilig.