Van héél veel naar veel ideeën

Houten popje op kleurenstalen, kiezend. Copyright Alfonso RomeroIdeeën selecteren

Toen ik vorige week de werkvormen op dit blog verzamelde, viel het me op dat ik vele manieren geef om aan meer ideeën te komen, maar geen enkele om op een goede manier ideeën te selecteren. Ik beloof beterschap: vandaag en volgende weken een aantal mooie tools om van heel veel, naar veel, naar enkele, naar één idee te gaan.

Gouden tip: streep nooit ideeën weg. Hoe verleidelijk het ook is om alle onhaalbare, stomme, lachwekkende enzovoorts ideeën door te strepen, van de muur te halen of te verfrommelen: doe het niet. Nooit.

Dubbele ideeën mag je op elkaar leggen, of met een gekleurde stift als dubbel markeren. Verder laat je ideeën afvallen doordat je ze niet kiest. Ze vallen dus net zo goed af, en dat is misschien zielig of pijnlijk, maar de manier waarop verzacht dat.

Waarom niet wegstrepen?

  1. Zit je lekker in een positieve flow van ideeën verzinnen, oordeel uitstellen, ruimte laten voor het onverwachtse, ga je ineens uit van het negatieve. Weg opbouwende sfeer.
  2. Het is een enorme klus, waarbij je ook de meest stompzinnige kreten moet gaan beoordelen. Die kreten zijn OK, omdat ze onderdeel waren van een creatief proces. Maar daarmee zijn het nog geen ideeën die je aandacht waard zijn!
  3. Het zal je kind maar wezen… Het doet altijd een beetje pijn als je idee afvalt, maar als het afvalt omdat iets anders beter is, is dat beter te verteren dan wanneer je idee gewoon keihard wordt weggestreept zonder dat je weet welke ideeën wél een kans krijgen.

Dus: kies de beste ideeën uit, dan lost het probleem van de afvallers zich vanzelf op.

Van heel veel naar veel ideeën

Eerst een paar groepeer-technieken. Hiermee breng je grote aantallen ideeën terug tot een behapbaar aantal. Volgende keer nog wat “kies tussen veel ideeën”-technieken, en de week daarna: hoe je kunt kiezen tussen weinig ideeën.

Tip vooraf: kies voor òf clusteren òf een matrix. Over het algemeen heb je met één van deze technieken het aantal ideeën al drastisch, en voldoende, teruggebracht. Begin je met duizenden ideeën, dán zou je kunnen clusteren en binnen de interessante clusters een matrix kunnen toepassen.

Een matrix

Een creatief idee is nieuw en bruikbaar (vrij naar Teresa Amabile). Als we gaan selecteren, hebben we de neiging ideeën te kiezen waarvan we al meteen zien dat ze gaan werken. Van echt originele ideeën overzien we de haalbaarheid nog niet, dus die laten we afvallen. Terwijl we enthousiast aan de slag zijn gegaan om te innoveren! Dat is wat ze noemen de creadox.

Er zijn gelukkig manieren om niet in die valkuil te trappen. Één daarvan is het maken van een matrix met de criteria nieuw en bruikbaar, of vergelijkbare criteria. Je krijgt zoiets:

Bruikbaar 1 2
(Nog) niet bruikbaar 4 3
Niet (zo) nieuw Nieuw

Voorbeelden hiervan zijn de COCD-box (origineel & realiseerbaar) en “Haalbaar & Wow!” van Wichert van Engelen (uit “Brainstormen met resultaat”). Je kunt je eigen criteria kiezen, als je maar zorgt dat je een equivalent hebt van nieuw (innovatief, spannend, uitdagend, prikkelend, futuristisch) en van bruikbaar (betaalbaar, te maken met het gereedschap dat we hebben, verkoopbaar, past in assortiment).

Nu ga je de ideeën in de matrix plakken. Probeer ze zoveel mogelijk echt in een vak te stoppen. Denk er niet al te lang bij na, bij twijfel plak je ‘m toch maar op de lijn tussen twee vakken, zolang maar niet alles in het midden terechtkomt. Dit kun je prima met een groep doen, maar discussieer niet teveel.

Nu de clou:

  1. Vak 1: dit zijn zogenoemde incrementele innovaties. Ook wel bekend als “verbeteringen”. Niet wereldschokkend, maar heel belangrijk om te doen voor de continuïteit van een organisatie, en realistisch. Zoek je snelle acties, besparingen op korte termijn en levenscyclus-verlengende ingrepen, dan is dit je vak!
  2. Vak 2 is een fijn vak: ideeën die daar in staan zijn innovatief, maar ook nog uitvoerbaar. Doen dus! Het kost meer geld dan de ideeën uit vak 1, maar levert ook meer op.
  3. Vak 3 is interessanter dan je misschien denkt. Ideeën die daar staan zijn uitdagend: ze zijn nieuw, maar nog niet bruikbaar. Wat zou er gebeuren als je ze bruikbaar kon maken? Dan heb je iets in handen dat een ander niet zo makkelijk kan bedenken! Concurrentievoordeel dus. Maar wel op de iets langere termijn.
  4. Vak 4 blijft meestal redelijk leeg. Zitten hier veel ideeën in, dan heb je die meestal gebruikt als opstapje naar ideeën die in de andere vakken terecht zijn gekomen. Ideeën die hier staan vallen normaal gesproken af omdat ze noch nieuw noch bruikbaar zijn, dus staat hier iets waar je echt enthousiast over bent staat het waarschijnlijk verkeerd.

Bepaal wat je wilt! Over het algemeen kent elk vak zijn eigen traject. Voor vak 1 maak je meteen een takenlijstje: wie gaat ze oppakken? Voor vak 2 is meer werk nodig, wie gaat ermee aan de slag? Wanneer? en vak 3 vraagt verder denkwerk: hoe kunnen we de ideeën die daar staan naar vak 2 krijgen? Wat is het probleem, hoe kunnen we dat oplossen?

Clusteren

Heb je wanden vol ideeën, dan is het prettig om ze te clusteren. Kijk welke ideeën op elkaar lijken, op wat voor manier dan ook, en groepeer ze. Heb je de ideeën verwerkt als een lange lijst, of vellen vol tekeningen, dan kun je het makkelijkst vergelijkbare ideeën markeren met eenzelfde kleur en/of teken (sterretje, rondje, driehoek e.d.). Heb je de ideeën op post-its of kaartjes dan kun je ze ook fysiek groeperen.

Je zult merken dat niet elk idee in een cluster past, beschouw die ideeën maar als hele kleine clustertjes. Waak voor een cluster “overige”, kies dan liever voor gewoon losse ideeën. Maar zo’n 90% clusteren moet lukken. Krijg je hele grote clusters (bijvoorbeeld de helft van de ideeën in één cluster) kijk dan even of je die nog op een zinnige manier kunt splitsen. Soms kan het niet hè!

Vervolgens: zet een stap achteruit. Kijk wat je hebt gedaan, klopt het zo? Nee? Puzzel nog even door.

Wel? Geef je clusters een passende naam of omschrijving. Zet die erbij op een post/it, of maak een flipovervel met per kleur of symbool de naam. Bijvoorbeeld: “met lijm”, “bouten&moeren” en “zwaluwstaart”. Waarom? Allereerst omdat het handig is (dan hoef je het niet te hebben over cluster “rondje”). Ook verken je een hoger abstractieniveau: je gaat van oplossingen naar oplossingsprincipes. Daardoor kun je ook zien, of je nog oplossingsprincipes mist: kijk maar even, bij de houtverbindingen uit het voorbeeld hierboven ontbreken bijvoorbeeld nog spijkeren en pen-gat-verbindingen. Iemand nog ideeën voor die richtingen?

Het is heel goed mogelijk dat je nu, in plaats van kiezen tussen de losse ideeën, besluit te kiezen tussen de clusters met oplossingsrichtingen. Dat kan op dezelfde manier als kiezen tussen losse ideeën.

En hoe je dat doet, daar schrijf ik, om de “information overload” nog een klein beetje te beperken, in andere artikelen over: bijvoorbeeld hier, over hoe je kiest tussen “gewoon” veel ideeën.

Eén reactie

Reacties zijn gesloten.